De Speelman is eerst als miniatuur gemaakt. Voor het beeldje werd als basis een stevige houten plank gebruikt. Een paar centimeter dik. Op deze basis werd de omtrek van het onderwerp getekend. Het beeldje had een langste bodemmaat van 150 mm, een breedte van 95 mm en een hoogte van 170 millimeter. Deze maten werden gebruikt als uitgangspunt voor het uiteindelijk levensgrote beeld dat moest ontstaan. De maker koos een volwassen man uit zijn omgeving en liet hem op dezelfde manier zitten als het beeldje. De vastgestelde hoogte van de man was toen bijna 1.2 meter. Het beeldje werd om de natuurgetrouwe maten te bereiken dus 7x zo groot (1.100 / 170). Deze vermenigvuldigingsfactor werd voor het hele beeld gebruikt .
Op de bodemplaat werd eerst een frame van in elkaar gelast betonijzer gemonteerd. De dragende constructie. Aan deze dragende constructie werden dikke ijzerdraden geknoopt, gesoldeerd of gelast Op die manier werd het uiteindelijke model benaderd. De dikte werd daarna in het beeld gebracht door het aanbrengen van modellen van gaas. Om te voorkomen dat het beeld veel te zwaar werd en teveel kostte aan vet werden de holle vormen opgevuld met kapotgebroken stukjes piepschuim. Pas daar wel mee op. Piepschuim moet afgedekt worden met ruim vet. Anders schraap je, tijdens het boetseren, de korrels van het schuim los en die verontreinigen het eindresultaat. Vroeger ging er vaak papier of stro in de holle vormen.
Wil je alle stappen in dit proces zien?
Bestel het boek en lees verder op pagina 170.